
Het weekend van 21 juli stond al zo lang met stip in onze familie-agenda. Echt een baken in een volle zee van zomerafspraken – want gezinstijd, rusttijd, samen-weg tijd.
We zouden onder ons vier op weekend gaan. En, we zouden een België-ding doen op de nationale feestdag.
Hoe dichter de datum kwam, hoe meer het baken een berg werd want Moeder is Moe en had geen zin in authentieke bestemmingen kiezen, rushy valiezen pakken en avontuurlijke wandel- of sightseeingtochten uitstippelen.
En zo.
Op vrijdag deden we niets – behalve onze oudste dochter wegbrengen, die voor de 1.876.482de keer mocht gaan logeren bij een vriendinnetje deze vakantie.
Op zaterdag deed ik wat ik niet meer heb gedaan sinds mijn burn-out: ik stuurde mijn gezin op tocht voor t-shirts en stiften*, kroop op klaarlichte dag onder de wol en sliep vele diepe uren.
Op zondag reden we naar zee en bezochten we – voor het eerst in onze kinders hun leven – een pretpark.

Eén kant van mij vindt pretparken luie-moeders entertainment (sorry sorry sorry aan al wie zich nu geschoffeerd voelt), mijn andere kant vindt pretparken gewoon zelf de max. For now: ik vond het ideaal. Pick-nick smeren, twee uur in de auto, oftewel: veel gesprekken met Manlief, want daar was ik ook al lang aan toe. Aankomen en een plannetje in je handen gedrukt krijgen. Het enige wat we zelf nog moesten beslissen was of we de pretroute met de klok mee of tegen zouden volgen (we deden mee)*.

Onze kinders hadden de tijd van hun leven en, eerlijk gezegd, ik ook. En in de auto op weg naar huis las ik een boek. Zalig dagje.

* PS Die stiften en T-shirts wilden ze zelf en wel hierom:
** PPS Mijn theorie dat je in pretparken enkel de richting van de route moet kiezen, klopt niet. Want vandaag stond dit artikel in de krant:
